Hoor, de paprika ontkiemt
Hoe aifoon al vijftien jaar luisteren verheft tot (een) kunst
Een interview van Evelyne Coussens met Stijn Dickel.
Geluid is overal, maar naar dat fascinerende universum van trillingen dat ons voortdurend omgeeft wordt zelden écht geluisterd. Al vijftien jaar maakt aifoon ons bewust van de geluidenrijkdom die ons omringt én van de verbeeldingsvolle wereld voorbij die realiteit – daar waar geluid poëzie wordt.
Voor Stijn Dickel, bezieler en artistiek leider van aifoon, was ‘beter luisteren’ aanvankelijk geen artistieke uitdaging, maar een dwingend medisch advies. Dickel is hypergevoelig voor geluid, waardoor alle geluiden even hard binnenkomen – de muziek op de radio, het kraken van de trap, het rammelen van bestek, ...
Voor hem was het al vroeg de uitdaging om zijn luisterspectrum te versmallen: focussen op bepaalde geluiden, de rest buitensluiten. Ironisch genoeg predikt Dickel vandaag met aifoon precies het tegenovergestelde.
aifoon laat je breder luisteren, beter luisteren, anders luisteren. Om zo de wereld anders te zien.
Het artistieke onderzoek van aifoon gaat juist over het oprekken van de luisterervaring: breder luisteren, beter luisteren, anders luisteren. Om zo de wereld, jawel, anders te zien.
Dickel: “Geluid heeft een grote macht over ons, het beïnvloedt ons leven op een bewust en een onbewust niveau. Wie bereid is aandachtig te luisteren kan in de geluidenwereld rondom een immense schoonheid ontdekken.”
Om zo’n rijkere luistercultuur aan te scherpen creëerde aifoon de voorbije vijftien jaar voorstellingen, installaties en publicaties, maar het werkte ook in klaslokalen, in gevangenissen of in de openbare ruimte.
Dickel ontdekte al snel dat het speelveld van de geluidskunstenaar onwezenlijk groot is, net doordat geluid een rol speelt op zowat elk domein van de samenleving. Het artistieke parcours van aifoon leest dan ook als een nooit eindigende zoektocht, op basis van enkele leidende principes.
Het gaat niet zozeer om de esthetische kwaliteit van geluid, maar om de impact.
Luisteren is sociaal.
“Ik hou van het geluid van drilboren, maar ik haat de slechte akoestiek van een kantine,” zegt Dickel. Het geeft aan dat het aifoon zelden te doen is om de esthetische kwaliteit van geluid – mooi of lelijk? – maar wel om de impact van dat geluid op het menselijke samenzijn. Luisteren zit steeds vervat in een sociale context.
Neem bijvoorbeeld Phonorama Papegaaiwijk, een langlopend project in de gelijknamige Gentse wijk. Samen met buurtbewoners en buitenstaanders trachtte aifoon gedurende vijf jaar het ‘auditieve samenleven’ van de buurt te verbeelden. Dat gebeurde via installaties, concerten, veldonderzoek en uiteindelijk zelfs een tijdscapsule die de twintig meest markante geluiden van de buurt de toekomst in slingerde.
Luisteren is persoonlijk.
Ieder mens luistert op zijn eigen, unieke manier. Het startschot voor aifoon was De weg van huis naar school in 2005, waarbij kinderen uit de lagere school werkten aan een geluidsportret van de weg tussen hun voordeur en d schoolpoort. Elk kind creëerde op basis van zijn eigen omgeving, maar evengoed op basis van zijn gemoedsgesteldheid of zijn lichaam een persoonlijke soundscape.
Dickel: “Luisteren doe je niet met je oren alleen, maar met je hele lichaam, van je kruin tot je voetzolen.” In dat prille project kwamen de lijnen samen die het DNA van aifoon zouden uitmaken: het luisteren als sociale, fysieke, intellectuele, emotionele, filosofische én artistieke activiteit.
Luisteren doe je niet enkel met je oren, maar met je hele lichaam, van je kruin tot je voetzolen.
Luisteren is grenzeloos.
Het artistieke onderzoek van aifoon ontwikkelt zich participatief, maar zonder een uitgesproken sociaal doel. Dickel: “We zijn niet bezig met welzijnswerk, maar we kijken wel naar impact. Het heeft geen zin om een geluidsinstallatie neer te zetten die niets veroorzaakt. In veel gevallen hebben we trouwens de actieve input van ons publiek nodig om ons onderzoek te kunnen voeren.”
Die wederzijdse uitwisseling slecht niet alleen de grenzen tussen kunstenaar en publiek, maar ook tussen verschillende publieken of zelfs tussen verschillende culturen. Zo legden in 2019 twee Syrische nieuwkomers in de Papegaaiwijk hun oor te luisteren. Ze koppelden hun ervaring aan die van de Belgische buren.
Het onschuldige gerammel van een tram werd plots het angstaanjagende gedreun van een bombardement... In de confrontatie van die verschillende luisterperspectieven opende zich een rijkdom aan nieuwe interpretaties.
Luisteren is fysiek.
aifoon maakt van geluidskunst luisterkunst. Dat betekent dat niet de virtuositeit van een sound designer centraal staat, maar de vraag wat die sound doet. Geluid is voor aifoon een gebeurtenis die zich ontrolt in tijd en ruimte.
In de circustheatervoorstelling Murmur (2019, een coproductie met het gezelschap Grensgeval) ging een acrobaat het duet aan met een ronddraaiende speaker én met de speakers die in de rugzakken van de toeschouwers verborgen zaten. Een geluidscompositie werd een luisterchoreografie: het geluid zelf danste.
De Zwerm, het mobiele en modulaire audiosysteem dat de speakers met elkaar verbond werd door aifoon speciaal voor deze voorstelling ontworpen, en zal in de komende jaren verder ingezet worden als artistieke tool.
Luisteren heeft geen taal.
Voor de ervaring van het luisteren bestaan weinig woorden. Muziek kent genres als jazz of folk of klassiek; geluid wordt nauwelijks gecategoriseerd. Dickel: “De handleiding van je koelkast vertelt je nogal onhandig dat ‘brrr’ normaal is maar ‘sjjjjt’ wijst op een defect. Moeilijk, toch?”
Het ontwikkelen van een taal voor geluid is dan ook een van de belangrijke artistieke lijnen. Zo werkt aifoon in co-creatie met twee blindenorganisaties en het S.M.A.K. al geruime tijd aan de ontwikkeling van een Geluidenatlas, waarin geluiden worden verbonden met objecten of kleuren.
Het is een project met een reële, praktische impact – zo’n atlas is een handige communicatiebrug tussen zienden en slechtzienden – maar er zit ook een poëtische component aan, in de manier waarop klank en kleur liefdevol worden samengebracht. Klinkt iets oranje, of is het eerder groen?
Luisteren geeft de stad vorm.
In de komende jaren wil aifoon vooral infiltreren in het domein van architectuur en stedenbouw. Dickel: “De stad loopt voller en voller. Je zou kunnen vragen om meer stilte, maar je zou er ook voor kunnen kiezen om haar akoestisch interessanter te maken.”
Dickel noemt Groen-politicus Filip Watteeuw met een boutade de ‘stadscomponist van Gent’. Dickel: “Zijn circulatieplan zorgde ervoor dat we midden in de stad opnieuw hondennagels op het asfalt horen tikken.” Maar waar Watteeuw functioneel denkt, droomt Dickel verder.
Dickel: “We zouden die compositie nog kunnen verfraaien. Stel je voor dat de bussen op stroken gaan rijden met een speciale toonhoogte of dat we op drukke pleinen met speakers de rust van tjirpende krekels toevoegen. In de utilitaire wereld van stedenbouw kunnen wij, als magiërs, een metaforische dimensie toevoegen. ”
Luisteren is (een) kunst.
Daarmee verwoordt Dickel de core business van aifoon: ons bewust maken voor de poëzie die schuilt achter de schijnbaar banale, dagelijkse geluidenwereld. Dickel: “Na een geluidswandeling of een voorstelling gaan mensen vaak ook thuis anders luisteren. Dat kan een betoverende ervaring zijn: plotseling horen ze als het ware het kiemen van paprikazaadjes op het aanrecht. (lacht)"
"Hoe meer mensen vatbaar worden voor die auditieve betovering, hoe mooier de wereld uiteindelijk gaat klinken. Dat is misschien wel de ultieme droom van aifoon.”
tekst: Evelyne Coussens