Brief aan de stad

Een spontane sollicitatie voor stadscomponist

Geacht college van Burgemeester en Schepenen,

Met dit schrijven wil ik spontaan solliciteren als stadscomponist van Brugge.

Die functie bestaat niet, daar ben ik me van bewust. Of beter: ze bestaat ‘nog’ niet. Want met deze brief wil ik graag wijzen op het belang en de urgentie om zo’n stadscomponist aan te werven. En persoonlijk had ik daarvoor aan mezelf gedacht ...

Ik hoop dan ook dat mijn troeven en mijn aanpak u kunnen overtuigen om als eerste stadscomponist van Brugge aan de slag te mogen gaan.

AMOK 2019

Deel 1: Troeven

Misschien moet ik eerst mezelf even voorstellen: ik ben Stijn Dickel, geboren te Brugge op 25 september 1974. Mijn eerste levensjaren woonde ik in Kortemark, waar ik mijn “muzikale carrière” begon in de plaatselijke muziekacademie. Na twee jaar solfège kon ik een instrument “kiezen” - of beter gezegd: er werd mij een bugel of flügelhorn in de handen geduwd, want dat was het instrument dat nog ontbrak in het harmonieorkest van de koninklijke muziekmaatschappij Sint-Cecilia.

Na drieënhalf jaar gaf de school te kennen dat ze me er liever niet meer bij hadden…

Prompt kocht ik een elektrische gitaar waarop ik ganser dagen op Hendrixe wijze scheurende auto’s en brommers imiteerde. Niet als gefrustreerde tegenreactie, maar eerder als een creatieve bevrijdende kreet.

Het artistieke meningsverschil met de muziekschool waar akkoorden, harmonieën en het metrum centraal stonden, strookten niet met mijn voorliefde voor atonaliteit en zwevende ritmiek. Ook pedagogisch gezien lag de autodidactische stijl mij veel beter dan de ex-cathedra lessen op de muziekschool.

Dat lijken misschien op het eerste gezicht geen troeven te zijn, maar sta me toe dit verder uit te rafelen.

Terwijl ik op sjamanistische wijze de trillende snaren van mijn gitaar temde, zag ik mentaal beelden, Boschiaanse taferelen, en waande ik mij een ontdekkingsreiziger in de onherbergzame toendra. Ik “componeerde” liever geluidslandschappen die beter pasten bij tentoonstellingen en theatervoorstellingen dan op het rockpodium van een concertzaal.

Het was dus niet onlogisch dat ik jaren later bij Jan Fabre belandde, in wiens dansvoorstelling Je Suis Sang ik met mijn gitaar taferelen te berde mocht brengen, en dat bovendien gekleed in een trouwjurk met lange sleep …

Een belangrijke les die ik daar leerde: als muzikant stond ik niet gewoon ergens aan de kant een groep dansers te begeleiden, maar begaf ik me middenin de ruimte, in de performance. Ik resoneerde mee.

Ik kreeg de richtlijnen om ‘vitalisme’ uit te stralen en zo uit mijn eigen lichaam te treden, hoger te springen dan mijn ego, sneller te zweven dan mijn schaduw … Niet zozeer het fysieke en de mentale toewijding tot de voorstelling spraken mij aan, maar ook het ruimtelijke aspect van resoneren. “Space is content”, orakelde Jan. Zo voelde de voorstelling dan ook bigger than life.

Stijn op AMOK 2019

Gaandeweg breidde ik mijn arsenaal aan gitaren en synthesizers uit met microfoons, geluidsobjecten en veldopnames. Elk geluid werd een potentieel element van een compositie. Ook geluiden uit in het dagelijkse leven die per toeval samenvielen of elkaar opvolgenden, werden een bron van artistieke inspiratie. Zo kwam ik steeds dichter bij het concept van het dagelijkse leven als hoogste kunstvorm.

Diezelfde periode - zo rond 2005 - betekende ook het begin van aifoon, een kunstenorganisatie die geluid en luisteren ziet als kunstvorm en als een manier om te communiceren over ervaringen.

Voor een van onze eerste projecten vroegen we aan kinderen hoe ze de weg van huis naar school beleefden en hoe ze die ervaring in geluidsopnames konden vangen. Een jaar later werden we door de Vlaamse Gemeenschap erkend als kunsteducatieve organisatie en konden we met een beetje personeel ons verhaal uitrollen binnen andere sectoren en met andere doelgroepen.

We wisselden Sonic Postcards uit met kinderen uit andere landen in Europa, voor het S.M.A.K. en het programma Atelier De Stad op Canvas ontwikkelden we geluidswandelingen, we maakten luisterperformances waar mensen in iglotentjes plaatsnamen en een geluidsmassage kregen, we hackten pleinen en straten door er stiekem geluiden uit andere omgevingen af te spelen, samen met de buurtbewoners uit o.a Brugge en de Papegaaiwijk in Gent maakten we onder de noemer Phonorama veldopnames van de stad en sturen we een collectie van 20 geluiden voor 20 jaar op tijdsreis in een tijdscapsule…

Meer en meer breidde onze werking binnen de kunsten, onderwijs en erfgoed uit naar zorg en welzijn, stadsontwikkeling, ruimtelijke planning en architectuur.

In al onze projecten zit een uitnodiging om de reikwijdte van het luisteren te vergroten. Een uitnodiging om naar de vertrouwde omgeving te luisteren alsof het de allereerste keer is. En een uitnodiging ook om het dagelijkse leven niet alleen visueel in te richten maar ook auditief, want uiteindelijk maken wij allemaal samen één grote gedeelde soundscape. Het geluid verbindt ons met elkaar.

Deel 2: Aanpak

Iedere stad heeft zijn eigen akoestisch en auditief profiel. Wat ik nu ga vertellen, kan dus niet zomaar veralgemeend worden, maar het legt wel een manier van denken bloot. Alvast een disclaimer: mijn manier van denken vertrekt vooral vanuit het auditieve, maar gaat natuurlijk niet volledig voorbij aan het visuele (want ook het kijken heeft een invloed op het luisteren).

Ik observeer de stad zoals ik naar een “muzikale” geluidencompositie zou luisteren. Met - “muzikaal” bedoel ik - gezien mijn artistieke voorkeur - eerder poëtisch dan harmonieus. Bij gebrek aan begrippenkader zal ik af en toe ook gebruik maken van een muzikale terminologie, maar zoek daar niets meer achter dan geluiden die vrij van ritme lekker tegen elkaar aan schurken.

Ik luister naar de stad alsof er een plan achter zit (alsof er al een stadscomponist aan de slag is geweest). Ik neem de geluidsomgeving waar alsof de geluiden in relatie tot elkaar staan. Als een vleesgeworden surround systeem dat me omarmt en me wil hypnotiseren met haar schoonheid en haar dynamische intensiteiten.

Een compositie van de stad met crescendo’s die me zowel fysiek doen meetrillen, als met interludes die me verstillend troosten. Opgelet: ik observeer de stad niet alleen met mijn oren! Van mijn voetzolen tot mijn haarwortels luistert mijn hele lichaam open en actief mee.

Als je je even verplaatst in deze houding, kan je je wellicht voorstellen dat ik vaak op mijn eentje loop te glimlachen. Soms haken geluiden accidenteel in elkaar: de roltrap in het station heeft hetzelfde ritme als de naaldhakken die van een eind verder komen, twee ronkende slijpschijven op 100m afstand harmoniseren nietsvermoedend met elkaar, kinderkreten wordt beantwoord door de lokgroep van een groep kauwen, auto’s denderen op natte kasseien terwijl een ruitenwasser hen van hoekige boventonen voorziet …

Je hoort het goed, ik ben niet tegen auto’s in de stad. Ze leggen vaak mooi golvende auditieve tapijten neer. En vooral: ze maskeren andere geluiden: sommige buurten zouden zonder het geluid van auto’s klinken als een hectische kakofonie, met nerveuze en onbehaaglijke gemoederen bij de voorbijgangers en bewoners tot gevolg. Ja, want geluid heeft een impact op ons welbevinden, gezondheid en productiviteit!

Natuurlijk adem ik ook liever gezonde lucht in. Bomen met een fijnere bladstructuur en fonteinen zijn een waardig auditief alternatief om geluiden in de stad te maskeren, alleen laat niet elk seizoen dezelfde mate van maskering toe.

In plaats van auto’s zou ik door het speakersysteem van de winkelstraat durven opteren om zeegeluiden af te spelen. Of geluiden van vogels? Die hebben een kalmerend effect op mensen - volgens bepaalde neuromarketingstudies zou zelfs het jager-verzamelaarsinstinct aangesproken worden, wat de drang om te consumeren bevordert. Daar kunnen de handelaars toch niet tegen zijn?!

Bovendien lokt het artificieel toegevoegde geluid van vogels door de speakers misschien wel echte vogels terug naar de stad…? Een soundscape die zichzelf als het ware ontdubbelt … maar we wijken af.

Je kan je vanuit mijn perspectief wellicht even goed voorstellen dat ik ook veel gemiste artistieke kansen hoor. Aanstellerige sirenes van de hulpdiensten bijvoorbeeld doorklieven genadeloos én vooral smakeloos het gezellige gonzen van de stad. Of boude vuilniskarren die geen rekening houden met de elegante opgebouwde intro van de ochtendstond. (Waarom programmeren ze die dingen trouwens niet ergens in de namiddag? Ideale bassen voor menig middagdutje, lijkt mij). Ook wegenwerkers zouden zich bewuster mogen worden van hun auditieve statuut in de soundscape van de stad.

Ik ben ook heel hoopvol over de opkomst van elektrische steps, fietsen en bromfietsen, want hoe die snorfietsen nu auditieve krassen trekken doorheen de stad vind ik heel opdringerig en vaak op slecht gekozen momenten. Er schuilt dan wel een uitdaging om de stilte van die elektrische voertuigen op te heffen voor blinde mensen.

Maar de oplossing lijkt mij evident: de elektrische auto van de toekomst luistert eerst naar het volume en frequenties van de stadsomgeving waar hij zich in bevindt. En op basis daarvan genereert hij een harmonisch geluidsveld dat iets vertelt over de snelheid (en ook over optrekken en remmen) én over de persoonlijkheid van de bestuurder. Zo kunnen blinde en slechtziende mensen zich blijven oriënteren op hun gehoor.

Als stadscomponist zou ik ook nadenken over manieren om geluid te dempen, zoals het begroeien van gevels (desnoods met kunstgras), groendaken en onregelmatige vormen in de straat, want nu versterkt de combinatie van vlakke straten en gevels de geluiden van alledag op een wel heel harde manier. Het aanbrengen van groene elementen en accenten beïnvloedt sowieso het comfort in het luisteren op een positieve manier.

Verder denk ik aan het installeren van creatieve mogelijkheden en interventies in een stad als Brugge:

  • trolley lanes: sleuven waar de rollende handbagage van toeristen, afhankelijk van de geluidsomgeving, eerder percussieve dan wel meer glijdende accenten kan toevoegen aan de stad;
  • sound reflectors: geluidsreflectoren die door hun parabolische en massieve vorm ongewenste geluiden tegenhouden en gewenste geluiden versterken;
  • beat poles: lage palen (bv. om auto’s te belemmeren gedeeltelijk op de stoep te parkeren) waardoor de reflectie van passerende fietsers een licht ritmisch effect toevoegt aan de omgeving;
  • snow time: een sneeuwkanon spuit hoeveelheden sneeuw op straat, rechtevenredig gedoseerd met het volume van een buurt, waardoor het verkeer zich trager gaat verplaatsen en de algemene geluiden gedempter weerklinken;
  • sound garden: een geluidstuin waarin een 80-kanaals speakersysteem verborgen zit dat rustgevende en maskerende geluiden afspeelt naargelang hoe de stadsgeluiden evolueren doorheen de dag;
Stijn op AMOK 2019

Deel 3: Toedracht

We hebben in onze maatschappij vooral geleerd om ons visuele zintuig te ontwikkelen, maar de kwaliteit van ons luisteren en onze verhoudingen tegenover geluid zijn eerder onderontwikkeld te noemen. Mensen luisteren - als ze al geen koptelefoon of oortjes aan hebben - nauwelijks naar de rijkdom van de geluiden die ons omringen.

Als we luisteren, luisteren we vooral naar wat anderen te vertellen hebben en naar muziek. We luisteren nauwelijks naar de dimensies, reikwijdtes, bewegingen en relaties tussen onze geluiden.

Veel mensen maken van geluid een vijand. Je hoort vaak mensen giftige reacties spuwen op geluid als bron van overlast en gehoorschade. (Vraagje aan uw stadsdiensten: Hoe verhoudt het aantal klachten van burgers over auditieve overlast zich ten opzichte van de klachten over visuele overlast?).

De publieke opinie lijkt soms allergisch als het op omgevingsgeluid aankomt. Terwijl geluid eigenlijk een vriend is. Een levensgezel en medereiziger, die stemmingen kan versterken, die ons verstrooit in een dagelijkse sleur, die ons verwittigt van een mogelijk onweer (weetje: ergens las ik trouwens dat er nauwelijks dieren gestorven zijn tijdens de tsunami in de Indische Oceaan, enkel mensen die doof waren voor hun omgeving…).

Uiteraard zie ik het ook als mijn taak om als toekomstige stadscomponist om de oren van de mensen van een veilige naar een meer avontuurlijke manier van luisteren te laten doorgroeien.

Mijn compositie is niet te nemen of te laten. Het gaat over mensen, omgevingen en ervaringen. Het gaat om het zorgvuldig vormgeven van een akoestische ecologie waarbij de bewoners mee richting geven aan het sounddesign van hun buurt. Een sounddesign dat hen prikkelt om creatief om te gaan met hun eigen dagdagelijkse geluiden, van fiets- tot deurbel. Een design dat niet gaat om het effect van geluiden, maar om het comfort, om prikkelingen binnen het resonerend luisteren.

Als stadscomponist leg ik dus een grote creativiteit bij de luisteraars die tevens performer/muzikant als mede-componist zijn, maar ook de city makers vanuit mobiliteit, stadsvernieuwing en leefmilieu zijn in dit verhaal onontbeerlijk.

Een collaboratief proces dat het geluid van Brugge vormgeeft, met kabbelende luwteplekken, met bombastische klokken, met rustig modulerende ventilatiesystemen, met echo’s waar staccato drilboren stuiteren, met paarden die als windchimes door de stad dwarrelen, skateboards die sneren langs lange schachten,… We moeten ze samen dragen.

Als stadscomponist ga ik dus niet op officiële plechtigheden mijn lied over de stad Brugge bezingen. Gezien mijn onorthodoxe muzikale voorgeschiedenis zou dit ook geen goed idee zijn...

Als stadscomponist wil ik jullie stad samen auditief vormgeven. Volgens mij heb ik de beste track record, referenties, artistieke ingesteldheid en inborst om het geluid te componeren van het visueel prachtige Brugge, het Venetië van het Noorden, waar iedereen wil in verblijven tot een auditief prikkelende tuin der lusten.

Ik kom graag langs voor een persoonlijk gesprek om mijn sollicitatie mondeling toe te lichten.

Met vriendelijke groet,

Stijn Dickel